Zorgplicht Wet bodembescherming

Verantwoorde toepassing van infill van voertuigbanden in kunstgras voetbalvelden

Bodemvreemd materiaal mag niet in het milieu terecht komen.

Rubbergranulaat van voertuigbanden kan worden toegepast als infill in kunstgrasvelden. Deze toepassing is aantoonbaar milieuhygiënisch verantwoord op basis van meerjarige onderzoeken. Het RIVM heeft de milieueffecten van rubbergranulaat als infill bij kunstgrasvelden onderzocht. Het RIVM beveelt aan om maatregelen te treffen om de verspreiding van rubberkorrels naar de bermgrond te voorkomen en om de uitstoot door verspreiding van stoffen via het drainagewater te beperken. Het is volgens RIVM aan de betrokken stakeholders om hiervoor oplossingen te bedenken. Dan gaat het om de korrels zelf. Dat gaat het overigens om alle korrels die als infill gebruikt worden dus ook korrels van kurk, kunstrubber of plastic, en dus niet alleen bij deze zogenoemde SBR-korrels die zijn gerecycled uit gebruikt rubber van ‘end of life’ autobanden. Geen enkel bodemvreemd materiaal mag in het milieu terecht komen.

Branchebreed zorgplichtdocument BSNC

De BSNC, de branchevereniging voor Sport en Cultuurtechniek, heeft op 14 november haar update van het zorgplichtdocument Infill en kunstgrasvelden aan de directie Sport van het ministerie VWS overhandigd. Het werkstuk, waaraan alle stakeholders van kunstgrasvelden hebben bijgedragen, biedt houvast voor de aanleg, onderhoud en, vooral, Good Housekeeping op en rond de kunstgrasvelden. En dus ook ten aanzien van de verspreiding van de Infill-korrels. Alle soorten korrels, wel te verstaan. Het blijft je te denken geven dat we als Band en Milieu, samen met de VACO-bandenbranchevereniging reeds in 2009 daarvoor het initiatief hebben genomen! Met aanvullingen in 2014 en 2017. En nog steeds is de basis dezelfde: Goede aanleg en constructie, goed onderhoud en Good Housekeeping op en rond de kunstgrasvelden.

Dit document “Zorgplicht milieu kunstgrasvelden”biedt handvatten om adequate voorzieningen te treffen om te voldoen aan de zorgplicht. In aanvulling op dit zorgplichtdocument is een factsheet gemaakt door de BSNC met de kernpunten. Deze factsheet is tot stand gekomen in samenwerking met Ulbert Hofstra.

Gerechtelijke uitspraak Enschede over verspreiding infill-materiaal, en nu?

Bron: BSNC

De BSNC geeft aan dat de gerechtelijke uitspraak, naar aanleiding van de aangifte van Recycling Netwerk in 2017, belangrijk is voor de sport in het algemeen en sport op kunstgras in het bijzonder!

Uit het vonnis blijkt, dat het voor beheerders (vaak gemeenten en verenigingen, maar soms ook aannemers) van eminent belang is maatregelen te treffen die redelijkerwijs kunnen worden getroffen om verontreiniging te voorkomen en de gevolgen van eventuele verontreiniging te beperken. De zogenaamde dubbele zorgplicht (artikel 13 Wet Bodembescherming) (Hier de link naar de brief van VSG).

In Enschede, zo concludeert de rechter, is, ondanks waarschuwingen in het verleden, de beheerder tekort geschoten in zijn zorgplicht. Er zijn geen maatregelen getroffen (geen kantplanken geplaatst of uitloopmatten gebruikt) en ook het opruimen van blad is niet naar behoren uitgevoerd.

Dit nuanceert de berichten in de pers ten aanzien van het (einde van het) gebruik van infill-materiaal! Het benadrukt wel het belang van correcte en tijdige naleving van de zorgplicht.

RecyBEM verwijst u graag ook naar het branchebreede  document “Zorgplicht milieu kunstgrasvelden” dat handvatten biedt om adequate voorzieningen te treffen om te voldoen aan de zorgplicht.

Zorgplichtdocument RecyBEM/VACO 2017

Rubber infill van gerecyclede voertuigbanden valt vanwege de samenstelling van het rubber niet onder de formele criteria van het Besluit beheer bodemkwaliteit, maar onder de zogeheten zorgplicht conform de Wet bodembescherming. Vereniging VACO en RecyBEM hebben in 2007 een document geïnitieerd en in 2009 opgesteld om de zorgplicht in te vullen bij toepassing van rubbergranulaat van personen- en bedrijfswagenbanden als instrooimateriaal op kunstgrasvelden. In 2014 en 2017 is het document geupdate. De aanbevelingen gaan over de keuze van het materiaal, de opbouw van het kunstgrasveld en de maatregelen die tijdens de gebruiksfase genomen moeten worden. Als deze aanbevelingen correct in acht worden genomen, kan er in beginsel voldaan worden aan de eis van de zorgplichtbepaling van de Wbb dat alle preventieve maatregelen zijn genomen die redelijkerwijs kunnen worden gevergd. De aanbevelingen zijn mede gebaseerd op bovengenoemde onderzoeken. Bodemplus: Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of sprake is van een juiste invulling van de zorgplicht. De aanbevelingen van Vereniging Band & Milieu/RecyBEM en Vereniging VACO worden momenteel gezien als “stand der techniek”. Met het hanteren van deze aanbevelingen wordt in beginsel voldaan aan het preventieve aspect van de zorgplicht. Het afwijken van de aanbevelingen moet deugdelijk gemotiveerd worden. 

Klik hier voor het Zorgplichtdocument 2017.

RecyBEM en VACO geven op basis van onderzoeken en de aanbevelingen van RIVM praktische aanbevelingen in het zorgplichtdocument om te voldoen aan de zogeheten zorgplicht uit de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer (artikel 1.1a) beschrijft de Zorgplicht als volgt:
'Een ieder neemt voldoende zorg voor het milieu in acht. De zorg (...) houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.'

De milieu hygiënisch relevante aspecten bij de toepassing van rubberinfill (van voertuigbanden) zijn de uitloging van zink en het voorkomen van verspreiding van rubbergranulaat in het milieu. De opdrachtgever / eigenaar van een veld draagt een eigen verantwoordelijkheid voor het naleven van de algemene zorgplicht tijdens de aanleg, onderhoud en renovatie van het kunstgrasveld. In dit document worden daarvoor praktische adviezen en suggesties aangereikt.

Uitgangspunten voor het invullen van de zorgplicht

  • toepassing van rubbergranulaat mag niet leiden tot verontreiniging van de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater onder en rondom het kunstgrasveld;
  • Het verspreiden van rubberinfill naar omliggende bermen en oppervlaktewater buiten het kunstgrasveld moet zo goed mogelijk worden voorkomen. Bij onzorgvuldige housekeeping kan het gehalte zink en PAK in de bodem sterk toenemen door vermenging van de bodem met rubbergranulaat6.
  1. INTRON rapport A833860/R2006031, "Milieu- en gezondheidsaspecten van instrooirubber", (2007)
  2. INTRON rapport A845090/R20090029, "Adsorptie van zink uit instrooirubber aan onderlagen", (2009)
  3. SGS INTRON rapport A865780/R20130046c/HCr/ILa "Zinkuitloging uit SBR infill en zinkadsorptie- en concentratie in onderlagen van 6 tot 10 jaar oude kunstgrassystemen" (2013)
  4. Zie ook artikel 13 Wet bodembescherming dat een zorgplicht bevat met het oog op bodembescherming
  5. INTRON rapport A833860/R2006031, "Milieu- en gezondheidsaspecten van instrooirubber", (2007)
  6. INTRON rapport A833860/R2006031, "Milieu- en gezondheidsaspecten van instrooirubber", (2007

Met de laatste kennis heeft RecyBEM ook in april 2019 de aanbevelingen beoordeeld. Dit zijn de adviezen van RecyBEM ten aanzien van de zorgplicht.

Aanleg en dossiervorming rubbergranulaat

  1. De eigenaar en/of sportveldbeheerder zorgt voor een dossier van de historie van het sportveld, de toegepaste materialen en constructies en het uitgevoerde beheer.
  2. Het rubbergranulaat is uitsluitend gemaakt van voertuigbanden. Dit wordt aangetoond door de leverancier van het rubbergranulaat, door middel van het overleggen van (i) een productiecertificaat van de producent en (ii) een geldig Certificaat bandenverwerkingsbedrijf (niet ouder dan één jaar), afgegeven door de Band&Milieu-organisatie.
  3. De chemische samenstelling van het rubbergranulaat voldoet aan de volgende eisen:
    1. De som 8 PAK (lijst REACH ANNEX XVII, ENTRY 50) is maximaal 20 mg/kg rubber.
    2. Het gehalte zeer zorgwekkende stoffen en kandidaat stoffen (REACH, actuele candidate list SVHC van het Europees Agentschap Chemische Stoffen (ECHA)) is kleiner dan 0,1 gewichtsprocent.
  4. Het voldoen aan deze eisen voor PAKs wordt door de leverancier van het rubbergranulaat aangetoond door overlegging van een analyserapport herleidbaar naar de geleverde partij, waarbij:
    1. Een representatief (maand)monster is verkregen conform het meest actuele protocol 1002 van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB),
    2. De samenstelling PAKs wordt bepaald met behulp van de methode AfPS GS 2014:01 PAK.
    3. De analyse wordt uitgevoerd door een laboratorium dat is gecertifieerd volgens NEN-EN-ISO/IEC 17025

Systeemopbouw bij toepassing van rubbergranulaat als infill in het kunstgras ter voorkoming van zinkuitloging boven de grenswaarde

  1. Pas maximaal 15 kg/m2 infill van rubbergranulaat van voertuigbanden toe.
  2. Leg drainerende onderlagen aan van lava en/of zand welke minimaal voldoen aan de volgende uitgangspunten:
    1. De onderlagen moeten zijn opgebouwd uit drainagezand met een minimale laagdikte van 40 cm of uit lava (boven) plus zand (onder), met een totale laagdikte van minimaal 40 cm.
    2. Het zand moet voldoen aan de eisen voor funderingsdrainagezand of onderbouw drainagezand, zoals weergegeven in de eisen van NOC*NSF voor onderlagen van kunstgrasvelden. De pH(CaCl2) van het zand is > 6,5. Het zand voldoet aantoonbaar aan de eisen voor functieklasse achtergrondwaarde uit het Besluit Bodemkwaliteit, bijvoorbeeld door overlegging van een productcertificaat volgens de BRL 9321.
    3. De lava mag niet gemengd zijn met rubbergranulaat. De lava voldoet aantoonbaar aan de eisen voor bouwstoffen uit het Besluit bodemkwaliteit, bijvoorbeeld door een productcertificaat volgens de BRL 9317.
    4. Een eventueel toe te passen drainagesysteem bevindt zich onderin de onderlaag van zand.
    5. De onderlaag wordt ‘terugneembaar’ aangebracht zodat bij het verwijderen van de onderlagen in de toekomst deze duidelijk te onderscheiden is van de onderliggende bodem

Inrichting bij toepassing van rubbergranulaat als infill in het kunstgras ter voorkoming van verspreiding

  1. Voorzie het kunstgrasveld rondom van kantplanken, boarding of andere voorzieningen die op adequate wijze verspreiding van rubbergranulaat buiten het veld voorkomen, of dat nu ten gevolge van spelen, weer en wind of regulier onderhoud is.
  2. Leg rond het veld een verharding aan waardoor rubbergranulaat makkelijk kan worden opgeveegd en waardoor verspreiding naar omliggende groenstroken en bermen zoveel mogelijk wordt voorkomen.
  3. Leg een uitloop- en opvangvoorziening bij elke uitgang van het veld, die op adequate wijze aanhangend rubbergranulaat van schoeisel opvangt. De opvangvoorziening moet eenvoudig geleegd kunnen worden tijdens regulier onderhoud.
  4. Als er sprake is van hemelwaterkolken in de verharding rond het veld is het aan te bevelen het rioolstelstel te voorzien van een adequaat gedimensioneerde slibvanger voor elk lozingspunt naar het oppervlaktewater. Deze slibvanger moet het met hemelwater aangevoerde rubbergranulaat opvangen en moet eenvoudig geleegd kunnen worden tijdens regulier onderhoud.
  5. Door het afschot van de verharding rond een veld richting het kunstgras af laten wateren helpt dit om afspoelen van granulaat naar groenstroken of bermen te voorkomen.
  6. Als het afschot van de verharding rond het veld naar de omliggende groenstroken afwatert is het aan te bevelen deze groenstroken te voorzien van worteldoek op 10 cm onder het maaiveld tot een breedte van tenminste 2 meter uit de verharding.

Instrooien van infill ter voorkoming van verspreiding van rubbergranulaat

  1. Het is aan te raden dat de aannemer voor aanvang van het instrooien van het rubber infill een werkplan indient bij de opdrachtgever / eigenaar van het veld. In het werkplan kan de aannemer beschrijven hoe tijdens de opslag, het laden en het transporteren van infill in het werkterrein verspreiding van infill buiten het in aanleg zijnde veld wordt voorkomen.
  2. Eventueel kunnen voor het instrooien tijdelijke maatregelen worden aangebracht om gemorst infill op te vangen en verspreiding in de bodem te voorkomen.
  3. Het is aan te bevelen direct na afloop van de instrooiwerkzaamheden gemorst infill volledig op te ruimen.

Onderhoud

  1. de eigenaar en/of sportveldbeheerder stelt een beheerprotocol op om vVerspreiding van rubbergranulaat buiten het veld door gebruik en onderhoud van het kunstgrasveld dient zo veel mogelijk te worden voorkomen. Het beheer is navolgbaar in het aan te leggen dossier.
  2. Uitsluitend bijstrooien met infill dat voldoet aan de eisen voor rubbergranulaat zoals beschreven in het hoofdstuk 'Aanleg'.
  3. Eventueel aanwezig rubbergranulaat op de verhardingen rond het veld frequent opvegen of op het veld blazen, en niet in de berm blazen/vegen.
  4. Eventueel zichtbaar aanwezig granulaat in de groenstroken rond het veld door middel van bladblazen of vegen uit de bermen verwijderen.
  5. Bij bladblazen van het veld van buiten naar binnen werken en dus niet het blad van het veld naar op de verharding en in de bermen blazen.
  6. De onderhoudsmachines en gereedschappen voor het verlaten van het veld vrijmaken van aanhangend rubbergranulaat.
  7. Veegmachines en gereedschappen alleen legen en schoonmaken op daarvoor aangewezen locaties (bijvoorbeeld de werf sportaccommodaties) en dus geen veegafval op het sportpark storten en daar laten liggen voor afvoer.
  8. Al het veegafval van het kunstgrasveld afvoeren als bedrijfsafval en dus niet afvoeren met het groenafval/ bladafval.
  9. Bij sneeuwruimen de sneeuw niet buiten het kunstgrasveld opslaan en dus geen sneeuw van het veld in bermen en op verhardingen opslaan.
  10. Bij het legen van slibvangers, kolken en uitlooproosters het afval afvoeren met het bedrijfsafval en niet met het groenafval mengen of in groenstroken verwerken.
  11. De beheerder voert aantoonbaar jaarlijks een inspectieronde uit rond de velden en omliggende bermen. Daarbij vindt visuele opname plaats van de verspreiding van rubberkorrels en aan de hand daarvan evaluatie of wijziging van het beheerprotocol. Daarnaast worden de bermen bemonsterd op plaatsen waar visueel verspreiding van korrels waarneembaar is of op plaatsen waar het risico van verspreiding het grootste is. De analyse van de monsters bestaat uit droging en homogeniseren van de grond van de toplaag. Daarna wordt een monster van 200 gram genomen waaruit handmatig de zichtbare rubberkorrels worden verwijderd en apart worden gewogen. Als het gewicht aan rubberkorrels meer bedraagt dan 2% (4 gram per 200 gram grond) neemt de beheerder maatregelen om de korrels op de desbetreffende locatie te verwijderen, hetzij door blazen en vegen, hetzij door freezen en reinigen van de berm.

Renovatie

  1. Voorkom bij het verwijderen van de kunstgrasmat verspreiding van rubbergranulaat in de omgeving (groenstroken, bermen, grasvelden).
  2. Voorkom bij het verwijderen van de kunstgrasmat vermenging van los rubbergranulaat met de drainagelaag. Hiermee blijft de drainagelaag ook in toekomst voor alle toepassingen (functieklassen) geschikt.
  3. Controleer bij vervanging van de kunstgrasmat of de drainagelagen nog een compacte structuur hebben en herstel zo nodig scheurvorming of onregelmatigheden.
  4. Onderzoek de drainagelagen op de actuele adsorptiecapaciteit voor zink. Het gehalte zink moet voldoen aan de eis voor de functieklasse achtergrond. De adsorptiecapaciteit bij de natuurlijke pH van het ondergrondmateriaal moet minimaal gelijk zijn aan Kd = 50. Indien het zinkgehalte voldoet aan de functieklasse achtergrond en de adsorptiecapaciteit tenminste Kd 50 is, kan het lava en/of zand opnieuw worden gebruikt voor toepassing onder het kunstgrasveld. Indien dit niet het geval is, moet het lava en/of zand worden verwijderd en worden vervangen. Het vrijkomende materiaal kan in principe elders worden toegepast voor alle functieklassen, echter dit dient door een partijkeuring te worden vastgesteld. Aangezien de zink uit het infill als eerste in de toplagen van het funderingszand zal adsorberen bevelen wij aan om bij renovatie de zandlagen apart te onderzoeken op zink. Door de lagen 0-2 cm, 3-5 cm, 6-10 cm en 11-20 cm te onderzoeken kan een beeld worden gevormd van de feitelijke adsorptie. De concentratie zink in de toplagen zal een range geven van 500-800 mg/kg als teken van verzadiging. Als de verzadiging nog niet de diepere lagen (onder 20 cm) heeft bereikt is de funcering nog geschikt. Concentraties zink lager dan 300 mg/kg in de toplagen van de fundering kan duiden op een te lage adsorptiecapaciteit van het gebruikte zand. In dat geval dient de Kd-waarde en pH van het funderingsmateriaal (zand) opnieuw onderzocht te worden.
  5. Naast bovengenoemde aandachtspunten verwijzen wij ook naar de BSNC aanbevelingen voor renovatie van kunstgrasvelden. Aan de samenstelling en inhoud van bovengenoemde is de uiterste zorg besteed. Desalniettemin aanvaarden Vereniging Band & Milieu / RecyBEM en Vereniging VACO geen aansprakelijkheid voor de juistheid en volledigheid hiervan, noch voor de directe en indirecte gevolgen van handelen en/of nalaten op basis hiervan.